De troonopvolger versus de anderen en hun gelijkberechtiging
Het eerstgeboorterecht
Het betreft in Nederland een thema dat iedere familiebedrijfsbezitter met meerdere nakomelingen kent: “Hoe houd ik de zaak nog bijeen en binnen de familie, zonder boze blikken wegens onderbedeling van de andere kinderen?” En tussen die kinderen onderling gaat het probleem verder, zoals bijvoorbeeld in de volgende situatie: “Ik ben gescheiden en moet rondkomen met de kinderen van een karige alimentatie waarmee ik mijn oude levensstandaard niet kan volhouden en mijn broer maakt inmiddels mooie sier met nota bene een bezit, dat (eigenlijk) ook van mij is maar waaraan ik niet komen mag, want dat moet bijeen en in de familie blijven.” Maar die broer werkt dag en nacht en tegen een matige vergoeding omwille van datzelfde doel: bijeen houden en in de familie. Om haar vanwege haar persoonlijke omstandigheden financieel tegemoet te komen moet zij uitgekocht worden, maar vaak kunnen de anderen dat (financieel) niet bolwerken. Dus dan moet ofwel het familiebedrijf alsnog verkocht, geliquideerd worden, ofwel een lening opgenomen worden met de aandelen of activa als onderpand. Maar hoe, waarvan? Die spanning wordt de uittreedster–in-spe verweten, maar die kan vaak niet anders. Met allerlei hulpmiddelen wordt inmiddels vanuit die gelijkheidheidsgedachte getracht een versnippering te voorkomen en niettemin het familiebedrijf slagvaardig te kunnen (laten) managen en besturen. Door de zeggenschap af te splitsen van de (veeltallige) eigendom. Bijvoorbeeld door inbreng van de aandelen in een STAK tegen uitgifte van (stemrechtloze, maar wel dividendgerechtigde) certificaten aan de overige familieleden en met steun van de fiscale regelingen zoals de BOR. Of door uitgifte van stemrechtloze aandelen en/of prioriteitsaandelen. En zo kan de overdrager tòch die gewenste opvolger aan het roer zetten.